Oud-werkgever zwartmaken op social media: publicatieverbod en rectificatieverplichting




6 februari, 2024

Oud-werkgever zwartmaken op social media: publicatieverbod en rectificatieverplichting

Negatieve uitlatingen over werkgever op social media

Wat zijn de consequenties als men online in een kwaad daglicht wordt gesteld? In het onderhavige geval gaat het om een oud-werkneemster die haar oud-werkgever online ongefundeerd beschuldigt van discriminatie en seksuele intimidatie. Wanneer is sprake van een bericht dat onrechtmatig is en hoe kan de persoon of het bedrijf dat onderwerp is van een dergelijk bericht, in dit geval de oud-werkgever, tegen publicatie van het bericht optreden?

In dit blog bespreek ik een vonnis in kort geding dat onlangs is gewezen door de rechtbank Rotterdam. Eiseres in het kort geding is de oud-werkgever van gedaagde. De oud-werkgever betreft een Nederlands bedrijf dat zich bezighoudt met het adviseren en assisteren van bedrijven op de Chinese markt, met name op het gebied van e-commerce en marketingactiviteiten. Gedaagde, een oud-werkneemster van het bedrijf, heeft negatieve berichten over het bedrijf en over de directeur van het bedrijf geplaatst op diverse Chinese social media kanalen. In de negatieve berichten wordt de oud-werkgever beschuldigd van seksuele intimidatie, discriminatie en het misbruiken van werknemers. De door de oud-werkneemster op social media geplaatste berichten zijn sterk seksueel van aard en bevatten ernstige verwijten.

In kort geding vordert de oud-werkgever een publicatieverbod (het verwijderen van de berichten) en rectificatie. De vorderingen van de oud-werkgever worden gedeeltelijk toegewezen. De oud-werkneemster wordt veroordeeld om een aantal berichten te verwijderen en verwijderd te houden en moet een rectificatietekst te plaatsen.

De geplaatste berichten en de geleden schade

De oud-werkneemster heeft de berichten op de Chinese social media kanalen WeChat en RED geplaatst. Om een beter beeld te verkrijgen van de aard van de berichten volgt hieronder een greep uit de geplaatste berichten. De berichten met de meest verregaande seksuele beschuldigingen laat ik in dit blog achterwege. In het vonnis van de voorzieningenrechter zijn wel de volledige berichten te lezen.

Je moet dit bedrijf [naam] echt vermijden. Met China als dekmantel misbruiken ze Chinezen continue.

Het gaat om het bedrijf [naam], dat er steeds op uit is om Chinezen te misbruiken.”

Met [naam] als dekmantel bouwde hij aan een harem van Chinese meisjes.”

Seks in ruil voor werk, die Nederlander is zo berekenend.”

De oud-werkgever stelt dat zij schade heeft geleden door de berichten. Zo ontving het bedrijf na het plaatsen van de berichten voor het eerst een 1-ster review op Google. Ook is het bedrijf inmiddels onderbezet waardoor zij opdrachten niet kan afronden en geen nieuwe opdrachten kan aannemen. Voorts heeft ook een belangrijke klant van het bedrijf aangegeven, naar aanleiding van de berichten op social media, geen zaken meer te willen doen met het bedrijf.

De beoordeling door de voorzieningenrechter

Allereerst beoordeelt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang. De voorzieningenrechter overweegt dat het spoedeisend belang in beginsel moet worden aangenomen zolang het gestelde onrechtmatige handelen voortduurt. De voorzieningenrechter overweegt dat de berichten kort geleden op de social media kanalen zijn geplaatst en dat de oud-werkgever spoedig daarna aan de oud-werkneemster heeft verzocht om verwijdering. Nadat bleek dat zij niet aan de sommatie van de oud-werkgever voldeed, heeft de oud-werkgever een kort geding aangevraagd.

Vervolgens beoordeelt de voorzieningenrechter of het gedaagde is geweest die de berichten op social media heeft geplaatst. De oud-werkneemster ontkent dat zij de berichten heeft geplaatst. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Volgens de voorzieningenrechter toont het feit dat de berichten op social media zijn geplaatst met de naam en foto van gedaagde en het feit dat in de berichten aan een telefoongesprek wordt gerefereerd dat is gevoerd met een medewerkster van het bedrijf waar gedaagde thans werkzaam is, aan dat de berichten wel degelijk door de oud-werkneemster zijn geplaatst. Het is derhalve volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat gedaagde berichten heeft geplaatst.

Ten aanzien van de onrechtmatigheid van de berichten overweegt de voorzieningenrechter dat sprake is van een botsing tussen twee fundamentele rechten: het recht op vrijheid van meningsuiting van de oud-werkneemster en het recht van de oud-werkgever op bescherming van de eer en goede naam. Beide fundamentele rechten zijn gecodificeerd in het EVRM. De voorzieningenrechter oordeelt dat een deel van de berichten onrechtmatig is. Het juridisch kader ten aanzien van de onrechtmatigheid van de berichten is belangrijk om te vermelden:

Hoewel schokkend en onder omstandigheden zelfs beledigend taalgebruik in het kader van het aan de kaak stellen van een (maatschappelijke) misstand in beginsel toelaatbaar kan zijn, vereist dit dat daarvoor enige steun kan worden gevonden in beschikbaar en voldoende concreet feitenmateriaal.

Er mag wel degelijk kritisch over een ander worden geschreven. Echter zal er dan ook sprake moeten zijn van het daadwerkelijk aan de kaak stellen van een misstand én dient er enige steun te zijn in het feitenmateriaal. In deze zaak ontbrak volgens de voorzieningenrechter dat laatste. De berichten bestaan namelijk enkel uit de ervaringen van gedaagde en worden niet onderbouwd aan de hand van bewijsstukken.

De voorzieningenrechter stapt gemakkelijk over de toerekenbaarheid van het onrechtmatig handelen van gedaagde heen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het een bewuste keuze is geweest van gedaagde om de berichten te plaatsen.

Ten aanzien van de gevolgen van de berichten (de schade) sluit de voorzieningenrechter aan bij de toelichting van de oud-werkgever. De oud-werkgever stelt dat het bedrijf schade lijdt: na de berichten verscheen uit het niets een negatieve review op Google, het bedrijf ontvangt negatieve berichten op haar Chinese WeChat pagina, medewerkers melden zich ziek of verlaten het bedrijf en één project is ‘on hold’ gezet omdat de opdrachtgever niet meer met het bedrijf geassocieerd wil worden. Door de oud-werkneemster worden de gevolgen van de berichten voor het bedrijf niet weersproken.

Conclusie

De oud-werkneemster wordt veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de berichten op WeChat en RED te verwijderen en verwijderd te houden.

Ook wijst de voorzieningenrechter de vordering toe inzake het plaatsen van een rectificatie op de social media kanalen RED en WeChat. Dat betekent dat de oud-werkneemster een bericht moet plaatsen op de social media kanalen waarin zij aangeeft dat haar beschuldigingen onjuist waren.

Als prikkel tot nakoming legt de voorzieningenrechter een dwangsom op van € 250,00 per keer dat door de oud-werkneemster niet aan de veroordelingen wordt voldaan, met een maximum van € 10.000,00.

Advocaat onrechtmatige publicatie

Advocaten ICT, Intellectueel Eigendomsrecht en Privacyrecht

Wordt de naam van uw onderneming of uw eigen naam ongefundeerd zwartgemaakt op internet? Vinden de beschuldigingen geen steun in het feitenmateriaal en lijdt u of uw onderneming schade? Mogelijk heeft een vordering tot rectificatie en verwijdering kans van slagen. Neem contact op met mr. Blansjaar, advocaat gespecialiseerd in onrechtmatige publicaties.

U mag dit bericht delen:

Onderwerpen

Tags