Rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst: ook zonder handtekening werknemer




2 februari, 2023

Rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst: ook zonder handtekening werknemer

Het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (beëindigingsovereenkomst) om te komen tot een beëindiging van een dienstverband is voor veel werkgevers een gangbare praktijk. Het geeft werkgevers, maar ook werknemers, vervolgens duidelijkheid en zekerheid als de vaststellingsovereenkomst door beiden is ondertekend. Bovendien verkeren partijen veelal in de veronderstelling dat de handtekeningen verplicht zijn, bij gebreke waarvan de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand zou zijn gekomen. Deze benadering heeft doorgaans te maken met het feit dat op grond van artikel 7:670b lid 1 BW een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd slechts geldig is indien deze schriftelijk is aangegaan. Het is echter niet juist dat een vaststellingsovereenkomst enkel werking heeft als daarop de handtekeningen van beide partijen prijken. In het hiernavolgende zal dit standpunt aan de hand van een op 27 januari 2023  gepubliceerde uitspraak worden toegelicht.

De casus

In een kwestie die recent is voorgelegd aan de Rechtbank Den Haag had werkgever de vaststellingsovereenkomst ondertekend en aan werknemer toegestuurd. Werkgever heeft echter nooit een door werknemer ondertekend exemplaar retour gekregen, ondanks veelvuldig verzoek daartoe. Wel heeft werknemer schriftelijk bevestigd een ondertekend exemplaar te hebben geretourneerd.

De relevante feiten in voornoemde kwestie zijn als volgt. Werknemer was op 7 juni 2021 in dienst getreden bij Lidl Nederland GmbH (hierna: werkgever) voor een periode van 12 maanden. Op 15 maart 2022 stuurt werkgever per e-mail een vaststellingsovereenkomst aan werknemer, waarin een einddatum van 1 mei 2022 is opgenomen. Op 16 maart 2022 spreken partijen met elkaar over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. Op 17 maart 2022 bericht werknemer per e-mail aan werkgever akkoord te zijn met de vaststellingsovereenkomst. Op 28 maart 2022 geeft werknemer per WhatsApp bericht te kennen dat hij de vaststellingsovereenkomst ondertekend per post heeft geretourneerd. Op 11 april 2022, 15 april 2022, 10 mei 2022, 18 mei 2022 en 25 mei 2022 herhaalt werknemer per WhatsApp dat hij de overeenkomst ondertekend heeft geretourneerd.

Op 6 april 2022 geeft werkgever te kennen nog altijd geen ondertekende overeenkomst retour te hebben ontvangen. Op 25 mei 2022 bericht werknemer dat nu klaarblijkelijk de vaststellingsovereenkomst niet door werkgever is ontvangen geen sprake is van een schriftelijk gesloten overeenkomst én hij zijn eerder gegeven instemming intrekt. De vraag die voorlicht is of partijen nu wel of geen overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van het dienstverband per 1 mei 2022.

Belangrijk hierbij is om op te merken dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of de voorwaarden die zijn opgenomen in de vaststellingsovereenkomst voor 25 mei 2022 op geen enkel moment ter discussie hebben gestaan.

De kantonrechter is van oordeel dat in omstandigheden een schriftelijk akkoord per e-mail of per WhatsApp bericht in de plaats kan komen van een handtekening. Uit verschillende e-mailberichten en WhatsApp berichten tussen partijen volgt dat werknemer akkoord is met de inhoud van de overeenkomst en met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022.

Kortom: het ontbreken van de handtekening van werknemer staat in deze concrete situatie de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst niet in de weg. In omstandigheden kan aldus ook worden volstaan met een schriftelijk akkoord per e-mail of WhatsApp.

Bedenktermijn ex artikel 7:670b lid 2 BW

Kan de betreffende werknemer een geslaagd beroep doen op de bedenktermijn van artikel 7:670b lid 2 BW?

Op grond van artikel 7:670b lid 2 BW heeft een werknemer het recht om een vaststellingsovereenkomst zonder opgaaf van redenen, binnen veertien dagen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, door een schriftelijke aan werkgever gerichte verklaring te ontbinden. Daarbij zij opgemerkt, dat wanneer een werkgever een werknemer in de vaststellingsovereenkomst niet expliciet wijst op deze bedenktermijn van twee weken, de termijn met een week wordt verlengd. In dat geval geldt dus een bedenktermijn van drie weken. Werkgevers doen er aldus verstandig aan de bedenktermijn van twee weken op te nemen in de vaststellingsovereenkomst. In deze kwestie was de bedenktermijn door werkgever opgenomen in de vaststellingsovereenkomst.

De betreffende werknemer kon wegens tijdsverloop geen beroep meer doen op de bedenktermijn van veertien dagen. De vaststellingsovereenkomst was namelijk op 15 maart 2022 per e-mail aan werknemer toegestuurd, op 16 maart 2022 hebben partijen de inhoud van de overeenkomst telefonisch met elkaar besproken, op 17 maart 2022 heeft werknemer per e-mail akkoord gegeven op de overeenkomst en pas op 25 mei 2022 geeft werknemer te kennen zich te hebben bedacht.

Artikel 7:670b lid 1, lid 2 en lid 3 BW

“1. Een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, is slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan.

2. Indien de arbeidsovereenkomst door middel van een schriftelijke overeenkomst wordt beëindigd, heeft de werknemer het recht om deze overeenkomst zonder opgaaf van redenen, binnen veertien dagen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, door een schriftelijke, aan de werkgever gerichte, verklaring te ontbinden.

3. De werkgever vermeldt in de overeenkomst, bedoeld in lid 1, het recht, bedoeld in lid 2, bij gebreke waarvan de termijn, bedoeld in lid 2, drie weken bedraagt.”

Intrekking instemming ex artikel 3:37 lid 5 BW

Kan de betreffende werknemer een geslaagd beroep doen op intrekking van de verklaring ex artikel 3:37 lid 5 BW?

Op grond van artikel 3:37 lid 5 BW kan een tot een bepaalde persoon gerichte (akkoord)verklaring worden ingetrokken in het geval die intrekking de persoon eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring bereikt. In dit geval heeft werknemer zich per e-mail van 17 maart 2022 akkoord verklaard met de overeenkomst en heeft deze akkoordverklaring werkgever ook op 17 maart 2022 bereikt. De intrekking daarvan heeft werkgever eerst op 25 mei 2022 bereikt. Een beroep op artikel 3:37 lid 5 BW slaagt derhalve niet.

Artikel 3:37 lid 5 BW

“Intrekking van een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring bereiken.”

Arbeidsrechtspecialisten

Heeft u vragen over de rechtsgeldigheid van een vaststellingsovereenkomst of staat u op het punt een vaststellingsovereenkomst te sluiten met een van uw werknemers? Handel zorgvuldig en neem contact op met ons kantoor. Ons deskundige team van arbeidsrechtspecialisten staat voor u klaar.

U mag dit bericht delen:

U mag dit bericht delen: